Verhaal meneer Glashouwer

Vanaf het eerste moment dat meneer Glashouwer afhankelijk werd van thuiszorgmedewerkers, koos hij ervoor om tijdens de zorg een méns te ontmoeten en geen ‘hulpverlener met een opleiding’. Twintig jaar na zijn hersenbloeding is hij nog altijd blij met die keuze. “Altijd heb ik geprobeerd te zoeken naar ontmoeting met mijn medemens.” Dat is centraal blijven staan, ook toen hij halfzijdig verlamd raakte.

Meneer Glashouwer is zich ervan bewust dat hij een ideaal nastreeft wanneer hij in de medewerker een mens wil ontmoeten en niet puur een zorgmedewerker. Hij herkent zijn eigen idealisme in de missie van Silverein; het levensverhaal van bewoners en cliënten centraal stellen. Tegelijk is de dagelijkse praktijk weerbarstig. Het personeelsgebrek nekt soms de kwaliteit van ontmoeting en betrokkenheid. Maar Glashouwer geeft hoog op van Sparrenheide: “Je ziet en voelt dat veel zorgmedewerkers het ideaal van betrokkenheid in zich dragen; ook als ze soms onvoldoende tijd hebben.”

Lat-relatie

Twintig jaren en een verhuizing naar Driebergen zijn inmiddels gepasseerd na zijn hersenbloeding. “De thuiszorg en mijn vrouw ondersteunden me, maar de laatste jaren ging onze relatie hieronder lijden. Mijn vrouw wordt uiteraard ook ouder. Dat betekent meer fysieke kwalen. Daarbij: ik houd me strak aan de handelingen die mij tijdens het revalideren geleerd zijn. Mijn vrouw miste mijn flexibiliteit van vroeger. Al met al werd het ons te zwaar. Het was noodzaak dat we een andere oplossing zochten. Na negen maanden Living Apart Together, blijkt dit een goede keuze.”

Sportersmentaliteit

Eind vijftig is meneer Glashouwer als hij een hersenbloeding krijgt; volop in het leven, met hart en ziel werkzaam als predikant in Vlissingen. Het gebeurde zomaar tijdens een kerkdienst. “Een van de kerkgangers was arts. Hij herkende de verschijnselen toen ik ‘door mijn hoeven ging’ en handelde accuraat. Deze snelheid van handelen heeft me waarschijnlijk voor erger behoed. De neuroloog in het ziekenhuis ontdekte na enige tijd nog wat spierspanning en stuurde me al gauw naar revalidatiecentrum Lindenhof in Goes. Aanvankelijk zag ik geen perspectief. Ik voelde me depressief.” Maar in Goes spoorden ze hem aan het er niet bij te laten zitten. Er werd iets in hem getriggerd. “Vroeger was ik dol op sport; gymnastiek, atletiek en op de middelbare school werd ik een fanatiek tafeltennisser. Eerst kon ik er niks van, maar een goede vriend bleek de perfecte coach. Tijdens de jaarlijkse schoolwedstrijd werd ik zelfs kampioen. Ook op Lindenhof realiseerde ik me: als ik goed opvolg wat mijn fysiotherapeut zegt, kan ik ergens komen. Daarnaast had ik een mentale Coach: dat ik weer kansen kreeg, zag ik als gebedsverhoring.” Nee, het ging niet van een leien dakje. Een schilderij op zijn kamer in Sparrenheide is daarvan nog de stille getuige. Meneer Glashouwer schilderde dit, niet onverdienstelijk, tijdens zijn revalidatieperiode. “De woeste zee verbeeldt hoe ik schipbreuk leed. Aangespoeld op de kust, met een kletsnat pak, zag hoe ik kopje onder was geweest. Op de achtergrond een vuurtoren; een lichtstraal van het geloof waaruit ik kracht putte.” Vorderingen deden zijn hoop gaandeweg groeien.

Meebuigen met omstandigheden

Op Sparrenheide raakte meneer Glashouwer met de medewerkers pastoraat in gesprek. “Ik opperde om een gesprekskring te starten met medebewoners. Het is prijzenswaardig dat Silverein openstaat voor ideeën van cliënten.” Hoewel hij het zelf niet direct koppelt, is er een opmerkelijk overeenkomst met het leven van zijn vader, predikant in de oorlogsjaren. Deze werd door de Duitsers opgepakt en gevangengezet in Almelo. “Mijn vader zette zijn pastoraat voort onder zijn lotgenoten. Hij was iemand van klare taal en handelde naar zijn geloof. Dit dwong zelfs bij zijn bewakers respect af. Op den duur mocht hij ook kerkdiensten houden in de gevangenis.”

Bij Silverein is meneer Glashouwer de eerste en enige cliënt die samen met het pastoraal team een gesprekskring leidt. “Het geeft het leven zoveel zin wanneer je iets voor een ander kunt betekenen. Ik heb ervaring vanuit het pastoraat en ben niet meer de bedeesde, met kennis beladen jongeman. Hoewel ik het niemand gun, zie ik nu mijn hersenbloeding als winst. Tijdens de gesprekskring ben ik ‘een van hen’. Vroeger sprak ik als pàstor met mensen die iets mankeerden, nu ben ik zelf op de plek waar ook die ander is. Het heeft me voorzichtiger gemaakt in het wijzen van een richting. Samen zoeken we inspiratie vanuit de bijbel. Zoals met Pinksteren: wij zijn fysiek uit het lood geslagen, maar dat vormt voor de Geest gelukkig geen belemmering. We ontmoeten elkaar in deze gesprekken. Zowel voor Silverein als voor mijzelf zie ik het als hoge opdracht een zorgzame omgeving te creëren voor mensen met een deukje. Primair gaan voor kwaliteit van zorg en betrokkenheid, is en blijft het meest wezenlijk.”